Werkwoordspelling Tegenwoordige Tijd (Nieuwe Opzet)

Werkwoordspelling: Tegenwoordige Tijd

Een interactieve gids voor correcte vervoegingen

Welkom!

Deze presentatie helpt je de basisregels van werkwoordspelling in de tegenwoordige tijd onder de knie te krijgen. We behandelen de stam, de uitgangen en enkele veelvoorkomende uitzonderingen.

Wat is de Tegenwoordige Tijd?

De tegenwoordige tijd (ook wel presens genoemd) gebruik je om aan te geven dat iets nu gebeurt, regelmatig gebeurt, of een feit is.

Voorbeelden:

  • Ik loop naar school. (nu)
  • Zij leest elke avond een boek. (regelmatig)
  • De zon komt op in het oosten. (feit)

De Stam van een Werkwoord

De stam van een werkwoord is de basisvorm. Je vindt de stam meestal door -en van het hele werkwoord (de infinitief) af te halen.

Regel: Hele werkwoord - en = stam

Voorbeelden:

  • Lopen: lop-en = lop
  • Fietsen: fiets-en = fiets

Let op! Soms moet je de stam nog een beetje aanpassen:

  • Dubbele medeklinker: rennen → renn → ren
  • Lange klinker (klankbehoud): maken → mak → maak
  • 'v' wordt 'f': leven → lev → leef
  • 'z' wordt 's': reizen → reiz → reis

Basisregels Vervoeging

In de tegenwoordige tijd zijn er drie basisvormen, afhankelijk van het onderwerp:

OnderwerpVormVoorbeeld (werken)
IkStamIk werk
Jij / Je / U (enkelvoud)Stam + tJij werkt
Hij / Zij / HetStam + tHij werkt
Wij / WeHele werkwoordWij werken
JullieHele werkwoordJullie werken
Zij / Ze (meervoud)Hele werkwoordZij werken

Onthoud:

  • Ik-vorm: altijd alleen de stam.
  • Jij/hij/zij/het-vorm: stam + t (met uitzonderingen!).
  • Meervoud (wij, jullie, zij): altijd het hele werkwoord.

Uitzonderingen bij Stam + t

1. 'Jij/Je' achter de persoonsvorm

Als 'jij' of 'je' achter de persoonsvorm staat (vaak in vragen), gebruik je alleen de stam.

Jij loopt snel. → Loop jij snel?

Jij vindt het boek leuk. → Vind jij het boek leuk?

Dit geldt niet voor 'u': Werkt u vandaag? (stam + t)

2. Stam eindigt al op een 't'

Als de stam van een werkwoord al op een -t eindigt, komt er bij de jij/hij/zij/het-vorm geen extra -t bij.

Praten (stam = praat):

  • Ik praat
  • Jij praat
  • Hij praat

Oefening 1: Stam + t

Test je kennis!

Vul de juiste vorm van het werkwoord in de tegenwoordige tijd in.

De beruchte d/t-kwestie

Stam eindigt op -d

Als de stam eindigt op een -d, dan krijgt de jij/hij/zij/het-vorm stam + t. Je hoort de 't' niet altijd duidelijk, maar hij moet er wel staan!

Worden (stam = word):

  • Ik word
  • Jij wordt (word + t)
  • Hij wordt (word + t)

Vraag: Word jij later dokter? (stam, want 'jij' erachter)

Stam eindigt op -t

Zoals eerder genoemd: als de stam al op een -t eindigt, komt er geen extra -t bij.

Weten (stam = weet): Ik weet, Jij weet, Zij weet.

Oefening 2: De d/t-kwestie

Nog een test!

Vul de juiste vorm van het werkwoord in.

Samenvatting & Afsluiting

Kort en krachtig

  • Ik-vorm: stam
  • Jij/Hij/Zij/Het-vorm: stam + t
    • Uitzondering 'jij' erachter: stam
    • Uitzondering stam op 't': geen extra 't'
  • Wij/Jullie/Zij-vorm (meervoud): hele werkwoord

Goed Gedaan!

Blijf oefenen en je zult zien dat werkwoordspelling steeds makkelijker wordt.

Veel succes!